
VivErdie Industries
Vivian Erdtsieck
Vifour is een textiel dat is gemaakt van gerecyclede stoffen, dat eindeloos opnieuw kan worden gerecycled. Dit circulaire materiaal wordt gebruikt voor interieurproducten zoals geluidsisolerende wandpanelen, tapijten en meubelbekleding. Het is de eerste uitvinding van Vivian Erdtsieck, die met haar bedrijf onderzoek doet naar hernieuwbare textieloplossingen.
En dat is hard nodig, want in de mode-industrie worden enorme hoeveelheden textiel weggegooid. Naar schatting eindigt maar liefst 80% van alle kleding wereldwijd in stortplaatsen of verbrandingsovens, waarvan een groot deel nooit is gebruikt. Doordat vaak verschillende soorten textiel door elkaar worden gebruikt kan dit ‘afval’ meestal niet goed worden gerecycled.
We spreken Vivian drie jaar na haar deelname aan het eerste Secrid Talent Podium over haar oplossing voor al dat gemengde textielafval, over het verbinden van wetenschap en design en haar zoektocht naar een zakelijke partner.

Fotografie: VivErdie Industries
Hi Vivian, het is alweer drie jaar geleden dat je op het eerste Secrid Talent Podium stond met jouw closed loop textiel. Hoe gaat het nu met je?
“Goed! Ik ben in mijn studio in Driebergen om stoffen op te koken voor mijn nieuwe collectie. Die wil ik presenteren tijdens Material District in maart. Dat is een match-making platform voor innovatieve materialen. Dus ik maak nog steeds gerecycled en hernieuwbaar textiel.”
Wat heeft jou ertoe gebracht om textiel te gaan recyclen?
“Ik ben opgegroeid in een creatief en ondernemend gezin in Driebergen, een klein dorpje niet ver van Utrecht. Mijn moeder maakte kostuums en daar hielp ik graag bij, dus ik was al jong bezig met mode en textiel. Na de middelbare school ging ik naar de modeacademie, maar ik merkte al gauw dat ik daar niet helemaal paste.
De focus lag er vooral op het maken van nieuwe collecties. Op zich ben ik daar niet tegen, maar ik vroeg me steeds af waarom we zoveel collecties nodig hebben. En vooral zoveel stof! Om te oefenen moesten we voor elke collectie staaltjes halen, maar bij stofwinkels moest je dan minimaal een halve meter stof kopen. Dus op een gegeven moment had ik allemaal van die halve meters in mijn kast liggen, die ik nooit meer gebruikte. Zoveel afval, dat stond me enorm tegen.”
Leerde je op de modeacademie om van al die stofrestjes zelf weer textiel te maken?
“Nee, ik ging naar de HKU – de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Daar kon ik vrijer experimenteren om iets te doen met al dat textielafval. Tijdens een exchange in Bratislava vond ik echt mijn liefde voor textiel maken. We bezochten de plekken waar grondstoffen groeien, zoals katoen, en gingen vervolgens het hele proces af totdat het textiel wordt geweven. Op veel modeacademies wordt wel verteld hoe textiel wordt gemaakt, maar je leert het niet echt zelf maken. Je ervaart weinig van de ecologische impact ervan en hoeveel werk daarin zit.
Voor mijn afstuderen wilde ik een hernieuwbare collectie maken, zonder nieuw textiel te gebruiken en afval te produceren. Toen ik daar geen stof voor kon vinden ben ik die zelf gaan maken.”
Zoveel ongebruikt textiel, dat stond me enorm tegen.
Is al dat textielafval ook een probleem in de modewereld in het groot?
“Ja, wat ik als student ervaarde, gebeurt ook op grote schaal in de mode-industrie. We genereren wereldwijd naar schatting 92 miljoen ton textielafval per jaar, waarvan een groot deel nooit is verkocht of gedragen. Daarmee kun je 11 keer Nederland of de helft van Frankrijk bedekken. Zo’n 80% van alle textielproducten wereldwijd belanden in stortplaatsen of in verbrandingsovens.
Naar mijn mening is een van de grootste problemen dat we elk jaar, of zelfs vaker, een nieuwe collectie willen. Vooral fast fashion-bedrijven kiezen ervoor om veel van hun kleding te vernietigen. Zij produceren heel veel kleding en bieden dat aan tegen hele lage prijzen, zonder bijvoorbeeld ecologische kosten mee te rekenen. Door snel veranderende modetrends doen ze oude collecties in de uitverkoop, dus dan verliest materiaal heel snel nog meer waarde. Uiteindelijk wordt het weggegooid om ruimte te maken voor nieuwe voorraad en om hun merkwaarde te beschermen.
Wat tegenwoordig ook veel gebeurt is dat mensen drie stukken online bestellen en er twee terugsturen. Veel bedrijven rekenen de kosten voor het verwerken van die retourzendingen niet mee in hun winkelprijs. Er wordt geschat dat daardoor ongeveer 30% van alle geretourneerde kleding ongebruikt wordt verbrand. Dat komt neer op 3,4 miljard T-shirts per jaar. Weggooien en iets nieuws produceren levert meer op. Dat is toch bizar? Ik wil wat doen met al die verspilling.”
Waarom wordt er zo weinig van al dat ongebruikte textiel gerecycled?
“We zijn ons er vaak niet van bewust dat in veel van die goedkope kleding gemixte materialen worden gebruikt, zoals polyester gemengd met katoen. De industrie is al best goed in het recyclen van monoculturen, dus 100% wol of 100% katoen. Maar deze blends zijn ten eerste lastig om te scheiden en ten tweede heel duur om te recyclen.
Als een gemixt materiaal al wordt hergebruikt, wordt het meestal minder sterk. Daardoor betekent recyclen eigenlijk vaak downcyclen. Het is dan als minderwaardig product nog bruikbaar in een andere sector, bijvoorbeeld als isolatiemateriaal, maar een jas wordt nooit meer een jas en uiteindelijk kan het niet meer gerecycled worden.”


Jij recyclet dat gemengde textielafval juist wel. Wat is jouw oplossing?
“De textiel die ik maak heet Vifour. Om het te maken, recycle ik inderdaad juist die gemixte textielsoorten. Ik werk met snijafval uit de industrie, gebruikte kleding of textiel, en soms ook retourzendingen. Alles dat ik binnenkrijg selecteer ik eerst op kleur en dan versnipper ik het. Vervolgens wals ik dat uit en maak ik er weer een nieuw textiel van, dat gebruikt kan worden in interieurs.
De magie van dit materiaal is een natuurlijk bindmiddel op basis van zetmeel, dat ik ontwikkeld heb. Het is een soort lijm, die in de vezels van de versnipperde stukjes gaat zitten en dan uithardt. Meestal betekent lijm einde van de levenscyclus, maar nadat mijn bindmiddel opdroogt kan het chemische proces steeds herstart worden. Vifour kan dus altijd opnieuw worden afgebroken tot kleine stukjes en – eventueel met nieuwe stukjes stof – weer in elkaar worden gezet. Daardoor kun je het dus heel makkelijk repareren en eindeloos blijven recyclen.’
Worden er al interieurproducten gemaakt met jouw materiaal, Vifour?
“Vifour is als textiel verkrijgbaar op rol, zodat designers er wat mee kunnen maken. Maar ik maak er ook zelf producten mee. Met name geluidsabsorberende wandpanelen gaan best goed. Daar heb ik onlangs een eerste grote order van verkocht, voor een kantoorpand in Driebergen. Daarvoor maak ik een frame met hout van Buurman, dat is een bouwplaats met tweedehands bouwproducten in Utrecht. En dat vul ik met Nederlandse wol, die anders zou worden weggegooid.
Ik maak ook vloerkleden, stoelen en banken, maar die worden nog niet in grote orders verkocht. Die maak ik vooral om de mogelijkheden te laten zien. Mijn bedrijf bestaat nog niet zo lang en zo kan ik aantonen dat bijvoorbeeld het tapijt al drie jaar ongeschonden meegaat.”
Kun je wat meer vertellen over de kwaliteit van Vifour, is het bijvoorbeeld brandveilig en waterbestendig?
“Ja, het kan vrij veel hebben. Het is Uv-bestendig en brandveilig, dat is bijvoorbeeld voor de wandpanelen heel belangrijk. Je kunt er als tapijt gewoon overheen lopen en als meubelbekleding op zitten. Als het toch stuk gaat, kun je er een stukje nieuwe stof op strijken of kan ik het vrij makkelijk repareren. Je hoeft dan dus geen nieuw product te kopen.
Je kunt er ook prima een glas water overheen gooien en schoonmaken met een beetje water of een stofzuiger. Maar het moet niet buiten in de stromende regen liggen, het is echt een interieurproduct.”
Je kunt Vifour heel makkelijk repareren en eindeloos blijven recyclen.
Waar komen de stoffen vandaan die jij hergebruikt?
“Voor mijn eigen collecties gebruik ik tweedehands kleding. Die komen bijvoorbeeld vanuit de gemeente, dat zijn dan kleren die mensen in kledingbakken gooien. Een deel van wat niet verkocht wordt komt bij mij terecht. Mono-textiel, dus bijvoorbeeld 100% katoen, stuur ik eigenlijk altijd weer door naar iemand anders. Ik kan dat wel recyclen, maar omdat ik ook juist gemixt textiel kan verwerken vind ik dat zonde.
Ik koop ook kleding op via Stichting Vluchtelingen. Zij hebben overal in Nederland tweedehands winkels en ik werk samen met die in Driebergen. Veel van de kleding die zij binnenkrijgen wordt niet verkocht en dat moeten ze tegen betaling weer laten afhalen. Ik ga er dan eerst nog een keer doorheen, om er een aantal kleuren uit te halen en daar betaal ik ze juist voor. Dus voor hen is het een extra inkomstenbron en voor mij is het een ongelimiteerde grondstof.
Daarnaast werk ik ook in opdracht. Dan werk ik voornamelijk met stokstoffen en restmaterialen, zoals knipafval van bedrijven. Nu werk ik bijvoorbeeld samen met Kemkes, een Nederlands kledingmerk dat al met tweedehands stoffen werkt. Ik gebruik hun snijafval om nieuw textiel te maken, waar zij zelf weer tasjes van gaan maken.”
Kun je alle kleuren maken met het textiel dat je ophaalt?
“Ja. We hebben zo'n eindeloze aanvoer van textiel dat ik altijd vrij vlot genoeg materiaal heb voor elke kleur. Sommige kleuren worden meer gedragen en kan ik dus sneller vinden. En op hele specifieke kleuren zit soms een wat langere levertijd. Want ik gebruik de oorspronkelijke kleuren van het textiel dat ik verzamel, dus ik verf het niet.
De kleuraccuratie van mijn collectie is ongeveer 80% ten opzichte van staaltjes die ik maak. Er zit dus altijd een speling in en het is ook nooit helemaal egaal. Dat vind ik ook mooi, de natuur is dynamisch. Ik vind het juist leuk dat daardoor alles altijd uniek is.”


Je maakt nu zelf ook kleurencollecties voor jouw textiel. Waarom doe je dat toch?
“Ja, ik maak bewust wel nieuwe kleurstaaltjes. Daarmee speel ik in op ons consumentengedrag, want we vinden het toch leuk om soms nieuwe dingen te hebben. Maar daarbij gaat geen stof verloren, want de stof kan altijd weer opnieuw worden gebruikt. Als je na vijf jaar een product niet meer wilt, kun je het inleveren en bijvoorbeeld een nieuwe kleur kiezen. Je betaalt dan alleen voor het maakproces. Als je niets meer terug wilt, kan ik er zelf weer iets nieuws van maken.”
Jouw kleuren zijn dynamisch, net als de natuur. Hoe kijk jij naar schoonheid, als ontwerper?
“Met mijn werk wil ik heel graag de schoonheid van afval laten zien. We hebben vaak de neiging om afval vies te vinden, als iets dat buiten de maatschappij staat. Maar eigenlijk moeten we hier ook weer naar kijken zoals de natuur dat doet, als iets dat erbij hoort. Alles heeft weer een functie.
En ja, ik denk dat esthetiek daarbij heel belangrijk is. Een mooi verhaal wordt beter gezien en gelezen. Dus ik wil textielafval met mijn ontwerpen vertalen naar iets moois, dat je graag in je woonkamer wil hebben. Voor mij als persoon en als designer is dat eerlijk gezegd een stuk minder belangrijk. Ik wil dat product gewoon functionerend krijgen. Ik vind het leuk als textielafval een akoestisch wandpaneel wordt dat echt heel goed werkt.”
Zijn jouw producten behalve mooi en functioneel, ook een beetje betaalbaar?
“We liggen aardig gemiddeld in de markt. Als je bijvoorbeeld een muur bekleedt met mijn wandpanelen, geef je minder uit dan aan andere kwaliteitsalternatieven voor geluidsisolatie. Je kunt in plaats daarvan natuurlijk ook isolatie halen bij de Praxis en dan ben je goedkoper uit, maar dan heb je ook een minder goede akoestische werking. Hetzelfde geldt voor een vloerkleed. Als je er een bij de Xenos koopt ben je een heel stuk goedkoper uit, maar mijn tapijt is wel betaalbaarder dan de meeste duurzamere opties.”
Je hebt net je eerste grote order verkocht, denk je al aan opschalen?
“Ja, ik wil heel graag mijn productiesysteem opschalen. Soms word ik al gevraagd om meerdere muren te vullen met wandpanelen en dat soort opdrachten heb ik ook nodig om te groeien. Maar eigenlijk is mijn studio daar te klein voor. Dus ik ben op zoek naar een grotere ruimte. Ik wil graag lokaal blijven produceren, maar waar in Nederland maakt niet zoveel uit.
En ik wil ook over van handmatige- naar machinale productie. Die machine heb ik al helemaal uitgedacht, maar het bouwen ervan kost veel geld. Daar heb ik investeerders voor nodig. Ik ben nu het investeringsplan aan het maken en deze zomer hoop ik gesprekken te gaan voeren met mensen die dit samen met mij willen gaan doen.
Een zakelijke partner zou hierbij ook fijn zijn. Die kan bijvoorbeeld helpen om mijn producten toegankelijker te maken. Nu verkoop ik via mijn website en produceer ik op aanvraag, maar als ik kan opschalen kan ik met een voorraad gaan werken en producten via andere bedrijven of winkels verkopen.”

Wat zoek je in een zakelijke partner?
“Liefst wil ik samenwerken met iemand die wat meer verstand heeft van business en marketing dan ik. En iemand met een lange adem, die durft te pionieren en net zo enthousiast is over dit werk als ikzelf. Je gaat samen best iets groots aan, dat vind ik wel spannend. Maar ik heb daar ook veel behoefte aan, dus die oproep wil ik graag doen.
Adviseurs en sparringspartners zijn fijn, maar die heb ik al om me heen. Ik heb mijn vader en mijn oom, die allebei eigen bedrijven hebben gehad. Mijn oom had zelfs een bedrijf in duurzame materiaalontwikkeling. In dat opzicht heb ik heel veel geluk en een groot supportteam. Daardoor gaat het nu ook nog prima in mijn eentje.”
Hoe kijk je naar de toekomst, hoe ziet jouw bedrijf er over tien jaar uit?
“Over tien jaar doe ik nog meer materiaalonderzoek, binnen de circulaire visie die ik nu ook heb. Nu heb ik één materiaal en dat wil ik eerst goed in de markt zetten. Maar ik wil onderzoek blijven doen naar andere hernieuwbare materialen, zodat er meer opties komen.
Zoals ik het nu voor me zie, wordt het een bedrijf waar wetenschap samenkomt met ontwerp. Dat zijn nu vaak nog twee eilanden, die ik met elkaar wil laten praten. Ik denk dat ik een rol kan spelen in het verbinden van die twee werelden. Er is een bedrijf in Engeland, Modern Synthesis, waar ze ook heel veel doen met onderzoek, ontwikkeling en textiel. Dat is een inspiratiebron.”
Tot slot. Wat is de belangrijkste boodschap die je wilt meegeven?
“Ik hoop dat mensen steeds bewuster worden van alle waardevolle grondstoffen die de natuur ons geeft. Want dan gaan we ook de waarde zien van wat we weggooien. Ons afval zou zelf ook steeds weer een waardevolle grondstof moeten zijn – voor nieuwe producten of weer voor de natuur, zodat die kan blijven geven.”
Meer Interviews
Secrid Talent Podium - Suntex
Pauline van Dongen maakt een lichtgewicht en energieopwekkend textiel met zonnecellen voor bijvoorbeeld geveldoeken, festivaltenten of luifels
Secrid Talent Podium - Haptics of Cooking
Boey (Bo) Wang maakt 100% inclusieve producten voor het uitvoeren van alledaagse taken
Secrid Talent Podium - Meaningful Matter
Lotte Douwes maakt nieuwe hoogwaardige serviezen en interieurproducten van keramiekafval.
Studio Milou Voorwinden
Milou Voorwinden vernieuwt de bestaande mode- en textielindustrie door innovatieve 3D-weeftechnieken te ontwikkelen
Secrid Talent Podium — Omlab
Huub Looze en Margreet van Uffelen maken zij bijvoorbeeld taludtegels en vogelkasten, die na gebruik helpen de bodem en biodiversiteit te herstellen.
Secrid Talent Podium - ForestGuard
ForestGuard is an advanced wildfire prevention system. This device detects forest fires within the first 15 minutes and helps communities worldwide to protect their valuable forests and natural resources. An integrated monitoring system can help to manage a fire before it starts or turns into a full-blown fire.